vrijdag, juli 13, 2012

Engelse zakkenvullerij in Gent, 1715



In de Parijse correspondentie van John Stair (ambassadeur voor George I van Groot-Brittannië), die ik in oktober-december 2009 in de National Archives in Kew verzamelde, kwam ik per toeval een briefje over Gent tegen, tussen alle diplomatieke, juridische en financiële (bilateraal Frans-Britse) stukken.
"Mylord,


C'est avec un tres sensible Chagrin que je me trouve obligez [sic] de porter mes plaintes a Vostre Excellence au nom et de la part de la garnison Imperiale qui est en garnison dans cette place contre le Sr Leathes Lieutenant Collonel et Commandant le bataillon bretton qui est dans nostre chateau de Gand. Ledit sr. Moyses Leathes bien loin de se contenter de tous les emoluments qui luÿ sont furnis tres largement par cette province, tant en logement, bois, charbons, chandelles &a, sest mis en devoir de se faire paÿer un tribut par un dragon de mon regiment qui est chargé de leur cantine dans les cazernes quils occupent, ainsÿ que vostre Excellence pourra le remarquer par la Copie des quittances cÿ jointes, comme aussÿ de sapproprier et de convertir en argent tout le charbons qui est destinéz pour les corps de garde qui dependent de cette ville, et de faire perir mes dragons par le froid, si je ne leur faisois achepter [sic] de ma bourse le chauffage necessaire; et un mot, Mÿlord, mes

[v°]


gages et emoluments ont esté Jusqes Icÿ englouttis avec tout le reste, quoÿ quils ne puissent mestre contestéz en vertús [sic] de la Commission cÿ Jointe, et patente de gouverneur qui ma esté conferee par Sa Majesté Brittannique et leurs hautes puissances les Seigneurs Estats generaux des provinces unies. Ce procedé, Mÿlord, est si opposéz aux intentions de Sa Majesté Britanique, et aux declarations que Monsieur de Lûmleÿ [Britse generaal, zie biografie bij Oxford DDNB] et les autres generaux nous ont fait de sa part dans le temps quils ont commandés en ce pays, et ou Ils ont agis [sic] toujours a nostre egards de la maniere du monde la plus gracieuse et equitable que nous avons tout lieu desperer que vostre Excellence ne nous refusera point la Justice que nous en demandons, et quelle voudra bien donner les ordres necessairs pour faire cesser touttes ces crapûlles et rapineries inusitees. 


J'aÿ lhonneur destre avec beaucoup de respect.


Mylord,


De vostre excellence


Le tres humble et tres obeissant serviteur
Le baron daudegnies
brigadier et gouverneur de gand

A gand le 23e novembre 1715"
Context: vanaf mei 1706 (Slag bij Ramillies) wordt het grootste deel van Vlaanderen en Brabant onder de voet gelopen door het leger van de geallieerde machten, die tegen Lodewijk XIV en zijn kleinzoon, de koning van Spanje, optrekken in de oorlog om de Spaanse Successie. Gent wisselt in 1708 voor ongeveer een half jaar van bezetter, maar grosso modo is er een Brits-Hollandse bezetting, die ervoor zorgt vooral goede maatjes te zijn met de lokale machtigen (adel, clerus), die geen heil zagen in een strak regime naar Frans model. 

Pas op 15 november 1715 wordt in Antwerpen door de Oostenrijkse, Britse en Staatse gevolmachtigden een akkoord bereikt (het Barrièretraktaat) over de overdracht van de Zuidelijke Nederlanden aan Keizer Karel VI. Onder het regime van het Barrièretraktaat valt een reeks vestingen onder een Brits-Hollandse bezettingsmacht, die moet betaald worden door de Keizer (lees: zijn belastingsplichtige Zuid-Nederlanders). Gent behoort daar niet meer toe, maar wordt tot de effectieve machtsoverdracht nog bezet door de troepen van het "Anglo-Bataafs condominium", of de geallieerde bezettingsmacht, in afwachting van de overdracht aan de nieuwe soeverein.

In dit briefje, gedateerd op 23 november 1715  zet gouverneur Jean-Florent Van Dam d'Audegnies van de vesting (het Spanjaardenkasteel = bij de ruïnes van de Sint-Baafsabdij, vlakbij Portus Ganda) zijn grieven uiteen over het gedrag van een Britse regimentscommandant.

Bovenop de al aanzienlijke contributies in natura die op de bevolking in het Gentse rusten, vordert een Britse officier nog eens cash geld in op de kantine van de dragonders van de gouverneur... en versjachtert hij de volledige kolenvoorraad van het garnizoen. Waardoor d'Audegnies uit eigen zak voor de verwarming van zijn troepen moet zorgen. Niet al te aangenaam in de barre novembermaand. De gouverneur, een in Hollandse dienst actieve Zuid-Nederlander (eigenlijk een "overloper" uit 1705, die eerder Lodewijks kleinzoon Filips van Anjou steunde), kan er dan ook niet echt mee lachen.

Ook Leathes' landgenoten, de hertog van Marlborough (cf. afbeelding) en zijn rechterhand Cadogan hadden een kwalijke reputatie voor goudstroperij in "onze gebieden". Blenheim Palace bij Oxford is een resultaat van dergelijke extractiepraktijken. Het is de verdienste van A.J. Veenendaal sr. om nog in de jaren '40 het beeld weerlegd te hebben als zouden voornamelijk de (overwegend protestantse) Staten-Generaal hun zuiderse (katholieke) buren slecht behandeld hebben. Ook Franse bevelhebbers als Villars (bij zijn veldtochten in Duitsland) waren niet veel beter. "Engraisser son veau" (naar het kasteel van Vaux-le-Vicomte, de voormalige verblijfplaats van Nicolas Fouquet, dat Villars behuisde) behoorde nu eenmaal tot de geplogenheden in oorlogstijd... Het zou verkeerd zijn om deze praktijken vanuit een moraliserend eenentwintigste-eeuws standpunt te veroordelen. (Rechts-)Historisch en sociologisch onderzoek leert dat plundering en corruptie maar misdrijven worden van zodra een statelijke mentaliteit, die een onderscheid maakt tussen algemeen (abstract) en particulier (concreet) belang, echt is ingeburgerd.

Geen opmerkingen: